Dagboek van een begeleider
1 juni 2021
De eerste dag van een nieuwe baan. Misschien kan ik wel zeggen: een nieuw leven. Na vele jaren bij een vaste werkgever in de gehandicaptenzorg ga ik nu flexwerk doen. Het voelt als een sprong in het diepe, maar wel een sprong die gemaakt wordt door een ervaren zwemmer. Een sprong in een warm bad bovendien. Vanaf het eerste contact heb ik een goed gevoel bij Careflex als werkgever. Een warm welkom tijdens de eerste bijeenkomst werd gevolgd door een tweede gesprek, waaruit aan alles bleek dat Careflex mij graag erbij wilde hebben. Omdat het gevoel wederzijds was, begint er nu voor mij een nieuw hoofdstuk in de zorg. Ik heb geen idee hoe het verhaal er verder uit komt te zien, maar over de eerste dag heb ik in ieder geval geen klagen: ik geniet nog even van een dagje vrij.
2 juni 2021
Vandaag begint het dan echt! Een late dienst in Doorn. Gewapend met een kakelvers Spotify-lijstje vertrek ik ruim op tijd vanuit Katwijk, want ik moet door Leiden heen. En door Leiden met de auto is een drama! Die Spanjaarden kwamen tijdens de Tachtigjarige Oorlog Leiden niet in, tegenwoordig is het bijna net zo moeilijk om Leiden uit te komen met een auto. De reis verloopt voorspoedig, zeker als ik het moet vergelijken met de vuurdoop die zou volgen.
Aangekomen op de groep blijkt dat ik mijn eerste dienst moet draaien met een invalkracht, die ook maar een paar dienstjes op deze groep heeft gedraaid. Gewapend met draaiboeken en instructies van de dagdienst gaan we aan de slag. En niet met lood in de schoenen, verre van zelfs! Dit wilde ik, hier zocht ik naar. Dit is de uitdaging waar ik blij van word! Ik moet al mijn ervaring en improvisatievermogen inzetten om ervoor te zorgen dat de cliënten de zorg krijgen die ze verdienen. Met zijn tweeën klaren wij de klus. Wat een heerlijke eerste dienst was dat!
5 juni 2021
Of ik naar Eindhoven wilde, gerontopsychiatrie. Ik denk: waarom niet? Tijdens de dienst komt er een heel klein vrouwtje, die haar tijd vooral vult met roken, naar mij toe lopen. Ze kijkt me aan, haalt eventjes adem en begint te praten: "Zij daar zeggen dat jij kunt toveren." Als ik antwoord dat die bewering niet klopt, zie ik de teleurstelling op haar gezicht verschijnen. “Dat dacht ik al” zegt ze en ze loopt met gebogen hoofd weg.